Twee soorten vergoedingen
Onder de WWZ kan ingeval van ontslagsituaties maar sprake zijn van twee soorten vergoedingen. Namelijk de transitievergoeding en in zeer beperkte gevallen de billijke vergoeding.
Kosten ter vergoeding van een outplacementtraject kunnen daar niet onder wordt geschaard, zo is inmiddels bevestigd door meerdere kantonrechters, waaronder door de kantonrechter uit Leeuwarden (uitspraak).
Het door de werkgever aangeboden bedrag van € 5000,- ten behoeve van outplacement- en/of scholing werd niet toegekend.
Belangrijk was dat in deze zaak per definitie geen aanspraak bestond op de transitievergoeding. Verder was er geen sprake van een uitzondering. Daarom was er ook geen grondslag om een billijke vergoeding toe te kennen. De kantonrechter vond daarom dat er geen grondslag was voor het toewijzen van de door de werkgever aangeboden vergoeding voor outplacement.
Kortom, de transitievergoeding lijkt leidend. De billijke vergoeding is slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde. Meer smaken zijn er in principe niet.
Wat nu ingeval van een geregelde ontbinding?
Toekenning van een billijke vergoeding aan een werknemer is alleen mogelijk in een geval waar sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
Maar in een geregelde ontbinding oordeelde de kantonrechter te Rotterdam dat de overeengekomen vergoeding ook de transitievergoeding omvatte (uitspraak). Hij kende de vergoeding zelf niet toe, ook niet als billijke vergoeding. In de uitspraak omschreef de kantonrechter dat de werkgever bereid was om aan werknemer een vergoeding ter hoogte van € 40.000 bruto toe te kennen. De wettelijke transitievergoeding zat daarin begrepen. Omdat partijen het eens waren over deze vergoeding loste de kantonrechter het zeer praktisch op.
Een andere kantonrechter te Rotterdam besliste bij een geregelde ontbinding als volgt. Het tussen partijen overeengekomen outplacementtraject nam hij op in het dictum van de uitspraak. Daarin bepaalde hij dat de werkgever bereid was om die toe te kennen (uitspraak).
De kantonrechter te Almelo worstelde nog met de vraag of het überhaupt mogelijk was om een geregelde ontbinding toe te wijzen. Partijen vroegen om toepassing van een langere ontbindingstermijn dan de wet voorschrijft.
Daarnaast zou uit de parlementaire geschiedenis blijken dat de wetgever geen voorstander is van pro forma (geregelde ontbindingen). Partijen zouden maar een beëindigingsovereenkomst moeten sluiten. Hij houdt de zaak aan en roept partijen op zitting op, terwijl dat juist bij een geregelde ontbinding niet vaak voorkomt (uitspraak). Wordt vervolgd dus.
Kortom; zoveel kantonrechters, zoveel meningen.
Voor meer informatie over ontslag en vergoedingen neem gerust contact met mij op.